Alvin Paavig, 2010
Foto: David Paavig, 2010

In het begin der 60-er jaren ontstond ook de kruismassage (zie afbeelding) die aan de kuitmassage werd toegevoegd en later door de behandeling van heupgewricht en „heupbeenkam“ uitgebreid werd.

Hier moet gezegd worden, dat de massage van Pressel wel is waar volkomen onder zijn verantwoording stond, maar wat menige inhoud en verloop betreft ook sterk door Lies Pressel gekleurd werd bij voorbeeld de kruismassage, maar ook wat de diepere begrippen van samenhangen betreft.

Door de samenwerking met Lies Pressel kwam dus, behalve nieuwe grepen ook een geheel ander tijd-aspekt in deze therapie , pauzen ontstonden als natuurlijk gevolg, waardoor de patiënt een verdieping der werking beleven kon.

Er werd een afloop ontwikkeld , die dan over 20 jaren dagelijks het werkschema vormde: Circa alle 45 minuten kwam een patiënt; deze werd door Lies Pressel ontvangen en op de massagebank toegedekt. Ze begon met een inleidende, warmende en losmakende massage. Dan nam Pressel de patiënt over voor de dieptebehandeling om dan weer aan Lies Pressel over te dragen, die de nabehandeling maakte, als afronding, indien nodig met een orgaan-massage naar Dr. Hauschka. En eventueel een injektie. Overigens was het Pressels ervaring, dat een injektie in samenhang met een voorafgegane massage veel dieper werken kan als wanneer dit separaat gegeven wordt. De patiënt bleef nog rusten, terwijl de volgende patiënt in de andere praktijkkamer zijn behandeling kreeg. De massage zelf duurde dus hoogstens 45-50 minuten om de patiënt niet te veel te belasten: het narusten kon verdere 15 -20 minuten duren wat zeer werkzaam is.

Alvin Paavig, 2010
Foto: David Paavig, 2010

Indien mogelijk werd in het begin der therapie twee maal in de week behandeld, dan wekelijks en later, al naar verloop der reacties van de patiënt, alle 14 dagen. Zo maakten dan de „gevorderden“ patiënten plaats voor de nieuwen. Voor zover het mogelijk was het te regelen werd iedere patiënt een vaste termijn gegeven, zodat hij steeds op de zelfde weekdag en het zelfde uur kwam, naar het motto: "Rythme vervangt kracht!“, maar ook om het rythmische systeem de bovengenoemde ordenende impulzen te geven.

Een ongeveer 15-urige werkdag was meer regel dan uitzondering, tot aan Pressels levenseinde. Patiënten die van ver weg kwamen kregen bij voorbeeld alle zes weken een „ondere“- en een „boven“massage met slechts een nacht daartussen. Dat was alleen mogelijk bij patiënten die al een langere normale behandelingscyclus doorlopen hadden, waardoor het lichaam geleerd had, hoe het met de massagewerkingen moet omgaan, dat vil zeggen, de reacties op de geconcentreerde geneesbehandelingen zelf te verwerken. Het zelfde gold voor de zoo genaamde „bliksembehandeling“ voor te laat komenden. We zien dus een heel ander scenario als het vandaag in vele therapeuten en in ziekenhuizen gebruikelijk is, waar de idee van rentabiliteit de masseuren wil voorschrijven, steeds sneller en rationeler te werk te gaan. Hier wordt het tijd-aspekt als genezingsfaktor niet opgemerkt en gehandhaafd.